Gemist vrijwilligersuitje dit jaar dubbel en dwars ingehaald
Rentmeester/werkcoördinator Søren Movig had al aangekondigd dat de door ons te bezoeken buitenplaatsen nauwelijks meer van elkaar konden verschillen. En dat liep uit op twee zeer prettige, elkaar aanvullende kennismakingen.
ERIK: ,,Caroline laat me elke dag genieten van haar tuin”
De rondleiding van Erik en Caroline Greve op hun buitenplaats Berg en Vaart werd aangekondigd als een drie uur durende exercitie voor botanische fijnproevers en wellicht wat hoog gegrepen voor een tuin-filistijn als ik. Ondergetekende mag mee als ik een verslag schrijf over onze eerste vrijwilligersuitjes sinds De Uitbraak.
Maar al snel worden we terug in de tijd gedreven met een zorgvuldig georkestreerde duo-presentatie. Waar Erik op eminente wijze de vorm verwantschappen en -tegenstellingen duidt, blijkt Caroline de uitvoerende macht, die vragen over planten en bomen invult met Latijnse naam, groei en onderhoud; want dat is wat haar dagen vult: ,,Genieten op een bankje… daar kom ik niet aan toe.”
Na een moment van reflectie in de Arabeske buxus-voortuin, die de strenge gulden sneden van het huis poogt te pareren, leidt Erik ons door een van de vele sluipweggetjes naar de achterkant van het L-vormige gebouw, waar zich een zonovergoten panorama van landschapsarchitecte Mies Ruys ontvouwt. Erik verdiept ons in de onbaatzuchtige liefde van de blauw-vlammende Agapanthus, terwijl Caroline laat zien hoe ze de hoogop bloeiende planten met netten onder de duim houdt.
We verstrooien ons onwennig over de tuin alsof we elk moment ‘down the rabbit-hole’ van dit Wonderland kunnen verdwijnen, dus worden we zo nu en dan door Erik met een consequent ‘jongelui!’ teruggefloten. De echtelieden zelf communiceren buiten zichtafstand met Australische loopvogel-kreten.
Een enorme Ceder houdt mij gedurende de hele rondleiding in de gaten; na elke zijsprong naar De Orangerie of De Rozentuin duikt hij als een prettige exoot weer op in mijn perifere blikveld: een geruststellend gevoel komt over mij.
Van de zij-uitjes ben ik het meest verrast door De Muur. Waar Erik nog klassieke naakten visualiseert, heeft Carolien in elke nis een eigen klimmer geplant waarvan haar partner de namen op een spiekbriefje letterlijk achter de hand houdt.
Nu worden we ineens gesplitst in twee groepen van zes. Met Erik door de Bamboo Walk, over een Japans bruggetje naar Het Eiland, waar hij in de meditatie-koepel met glazen dak en ikat-overtrokken ligstoelen bijna achteloos zijn Indische genen laat vallen. ,,Wie na zo’n sessie geen antwoord heeft op de vraag ‘Wie ben ik?” heeft niet geleefd”, zegt hij streng.
Eindelijk gaan we naar het door mij langverwachte Palmhuis, dat uitzicht geeft op een middeleeuws weidelandschap zonder flats en hoogspanning en waar een enthousiaste golfer in no time in de tijd zou verdwijnen. Caroline haalt ons terug met de mededeling dat die schattige ooievaars toch echt een plaag zijn: ,,Ze eten alles, zelfs konijntjes.”
Thee met taart tussen de enorme potplanten, een geëmotioneerde Erik draait een zang opname van zijn dochter in de Notre Dame, en na woorden van dank moeten wij dit brede palet van indrukken achterlaten. En ik ga als een innig tevreden ‘plantaardige’ naar huis met een stekje van de Gewone Begonia; een plant waar ik voorheen altijd op heb neergekeken.
KEES: ,,Hoe meer rassen hoe fijner het appelsap”
Ons tweede vrijwilligersuitje, waarbij Tuin- en Parkgroep voor het eerst in twee jaar weer zijn verenigd, kan niet meer van verschillen van de excursie naar buitenplaats Berg en Vaart. En dat heeft alles te maken met de eigenaren. Waar Erik Greve al mediterend over symboliek zijn gevolg meeneemt in de schoonheid van zijn buiten en de dagelijkse leiding graag aan Caroline overlaat, staat Kees Beelaerts van Blokland, eigenaar van buitenplaats Vreedenhorst, met beide benen stevig in de Vechtse grond.
Ik houd hem dan ook eerst voor de tuinman en vraag wie de rondleiding gaat doen. Simpel antwoord: ,,Ik”. Hij gaat zich alleen nog even omkleden. Hetgeen betekent dat hij een schoon hemd aandoet. Als je dan een kwartier met hem onderweg bent ,begrijp je waarom je hem zelden in driedelig pak zult zien, want hij doet alles, maar dan ook letterlijk alles zelf.
Kees (,,met een K, want dat zijn de echte!”) fabriceert een orangerie uit een bouwvallige schuur, splitst gigantische beuken in zijn voortuin, maakt appelsap uit tientallen verschillende rassen (,,dan hoeven ze niet bijgezoet te worden”), ruilt schapenkuddes met de buurvrouw, vergraaft sloten tot beken, verzamelt landelijk enten voor zijn citruscollectie, verpacht een afschotvergunning voor vossen aan jagers, plant een bosstrook (nu 20 jaar oud en zo’n 15 meter hoog) tegen de inkijk en bakt tegels met zijn familiewapen, de Mispel. ,,Die staat niet voor ‘rot’, maar voor twee soorten liefde: eerste bloei is als de kalverliefde, dan later in het jaar komt de krans met rode blaadjes die staat voor de liefde voor je kinderen.”
De onlangs aangekochte hectares verklaart hij met de filosofie dat een buitenplaats moet ademen. Als het met de ene familie wat moeilijker gaat nemen de buren wat grond over; zo komen vreemdelingen er niet tussen. ,,Het is de natuurlijke loop der dingen”.
Nu komt ook aan deze rondleiding een einde en gaan we over tot de orde van de dag: In de Oranjerie staat een uitgebreide hapjestafel met bier, wijn en (uiteraard) De Appelsap voor ons klaar en Søren geeft een economisch verslag van de afgelopen periode. En wat blijkt: ondanks de dreiging van de pandemie heeft Wester-Amstel alle aanvallen van Het Virus verrassend goed doorstaan! En ook dat behoort tot de Natuurlijke Loop der Dingen.
Door: Ruud Vrielink